Dit was het laatste deel van Toms reis door de Himalaya. Is je honger naar avontuur nog niet gestild? Lees dan eens één van onze andere reisverhalen.
Op weg naar een oud koninkrijk hoog in de Himalaya, ontdek ik - samen met mijn vader - de lelijke en mooie kanten van India. Geheel in stijl, per Royal Enfield Bullet.
Deel drie gemist? Die lees je hier: Per Bullet naar Ladakh – deel 3.
‘Er was een trip vóór, en er was een trip ná vandaag.’ Dat schrijf ik in mijn notitieboekje als ik ’s avonds, na een race richting het hotel in de schemer, moe op bed ben geploft. Hoewel we hier in Keylong slechts 150 kilometer van Kaza verwijderd zijn, hebben we haast onafgebroken 13 uur op de motor gezeten.

Om zes uur vertrekken we in Kaza om vooraan in de rij bij de benzinepomp aan te kunnen sluiten. Die zou vandaag gerepareerd moeten zijn, maar is dat niet. Na een uur wachten weet chef Manzoor via de hoteleigenaar van The Old Monk op een of andere manier 20 liter benzine te regelen. Verder komt er ook nog een jerrycan benzine uit de auto van de eigenaar. Niet genoeg voor vandaag, maar we raken in ieder geval uit Kaza. Vanuit eindbestemming Keylong wordt een flinke voorraad brandstof besteld die ons tegemoet gereden wordt. In de Dakar-rally noemen ze zoiets geloof ik een marathonetappe.
Spiti
We gaan verder de Spitivallei in. Eerst is de weg nog even van asfalt, daarna al snel gravel en niet veel later aangereden stof. Hoewel het nog niet al te zwaar is, gaat één van de reisgenoten onderuit door heuvelaf de voorrem te hard te pakken in een vlaag van verstandsverbijstering. Het vizier zit vol krassen en de valbeugel staat scheef maar we kunnen snel weer door. Het zal één van de vele valpartijen zijn vandaag.
De Enfields ploeteren een berg op. We passeren een eenzame Westerse fietser die er ook moeite mee heeft. Bovenop deze Kunjompas – 4.590 meter – rijdt Dawa een lekke band en moeten we stoppen om een ander achterwiel te zetten. Als we de berg weer afrijden. komen we in Chandra: een zogenaamd fixed camp waar we lunchen. Als we weer wegrijden komt net de eenzame fietser aanrijden. Het blijkt een Ier uit Armagh als ik een praatje met hem maak. ‘Ik wist niet zeker of ik deze weg wel zou kunnen afleggen per fiets, aangezien het verhaal gaat dat hij dit jaar echt slecht is’. Die verhalen had ik nog niet gehoord maar ze blijken waar.

Volg het water
Doordat we vertraging hebben opgelopen door de valpartijen, het benzineprobleem en de lekke band zijn we halverwege de middag pas in het hart van de Spitivallei. Een probleem, blijkt als we de onverharde paden zien. Doordat de zon al flink wat uren de kans heeft gehad om op de omliggende besneeuwde bergen te stralen, lopen de wegen inmiddels vol met water. Het water volgt dankbaar de uitgesleten wegen, die voor de minste weerstand zorgen. Weet je de weg niet, volg dan het water.
Al bij een van de eerste doorwadingen voel ik een guts water over de rand van mijn laars lopen. Er volgen er nog veel meer. Honderden meters rijden we aan één stuk door het water. Als we net redelijk ‘klaar’ zijn met al dat geploeter, zien we een jeep tegemoet rijden die voor ons stopt. Uit de laadbak komen twee jerrycans. Het blijken onze hulptroepen. Wijselijk besluit ik daar mijn rugtas (met daarin mijn spiegelreflex camera) af te doen en in de volgauto te leggen.

Ploeteren
Over een kilometer of tien doen we ongeveer een uur. Dat komt doordat we steeds elkaar moeten helpen met het vinden van het juiste spoor bij de doorwadingen. Als de zon steeds lager komt te staan, krijgen we door dat we hier voor het donker weg moeten zijn. En we moeten nog zo’n vijfenzestig kilometer.
Op één plek stroomt het water hard langs een stalen pijp, die van een noodwateropvang hoog op de berg naar een lagergelegen kamp loopt. Alle stenen en zand zijn voor de pijp weggespoeld, waardoor het een soort trialhindernis is geworden in een waterbak. Met wat botte kracht en geluk weet ik net genoeg koppel op te laten komen om de voorkant van de Bullet over de pijp heen te rammen. Met wat hulp van mijn benen, die ik op de bodem van de plas plant, duw ik de achterkant van de Bullet er ook overheen. Ook pa en twee anderen komen er zonder al te veel tijdverlies overheen. Maar de groep is opgesplitst geraakt omdat één van de motoren niet meer wil starten. Het blijkt de motor van Frank die al dagen kampt met een slechte ontsteking. En ja, nu we hier toch bij die pijp staan helpen we wat een aantal minder vaardige Indiase rijders door de trialbaan.
‘We leven nog!’
Als de groep eenmaal is herenigd, blijkt dat deze doorwading de allerzwaarste was. De weg blijft slecht, maar als we oversteken naar de andere zijde van de vallei is de weg in ieder geval niet meer één onafgebroken beek. Door plassen heen sjeezen doe ik inmiddels hardop lachend met mijn benen aan weerszijden van de Bullet hoog in de lucht gespreid. Wat er ook gebeurt, altijd blijven lachen. Weldra staan we meer met onze voeten op ‘vaste ondergrond’ als het pad door Spiti de hoofdweg bereikt. Die is recent voorzien van vers asfalt, wat heerlijk veel grip geeft. De zon staat inmiddels zo laag dat hij begint te verdwijnen achter de bergen. Iedereen is in extase, één iemand roept lachen: ‘we leven nog’, als we een groepsfoto maken voor het daarvoor te donker is geworden.
Rustdag en regen
Moe duiken we allemaal onder de wol in Keylong, waar we de volgende dag dankbaar gebruik maken van een rustdag. We bezoeken een tempel en tafelen uitgebreid. De volgende dag is het gedaan met de strakblauwe lucht en krijgen we te kampen met laaghangende bewolking en kleine regenbuitjes. Door de zware regenval bovenop de berg zijn er wat aardverschuivingen geweest, waardoor het verkeer gestremd is. Verkeer dat de berg afkomt heeft voorrang dus wachten wij noodgedwongen ruim twee uur onderaan de pas.
Als we eenmaal verder mogen, laveren we vlot tussen de vrachtwagens en jeeps door om als eerste boven te zijn. Daar wacht ons echter een verrassing: de weg is slechts voor één baan vrijgemaakt van oranje-bruine modder waardoor we alsnog moeten wachten. Meter voor meter naderen we – af en toe stilstaand in plassen zo diep als je schenen – het slechtste stuk, wat ook weer een uur duurt. Het water dat hier stroomt is dieper, waardoor we graag in één keer de doorwading willen doen. Helaas besluit de bestuurder van een Alto dat hij precies op het moment dat wij gaan rijden ook over wil steken. Diezelfde bestuurder werd eerder al tot drie keer toe gemaand om terug in de rij te gaan staan, maar dringt iedere keer een paar meter voor. Een Indiase motorrijder is er zichtbaar klaar mee. Als hij is afgestapt, kaffert hij de bestuurder – die inmiddels de weg volledig heeft blokkeert – vanaf de kant vakkundig uit in een mix van Hindi en Engels, iets wat wij glimlachend tot ‘Hinglish’ dopen.

Onderkoeld
Doordat we stil komen te staan in de plas loopt mijn laars – die net een dag heeft kunnen drogen – weer helemaal vol met koud water. Na wat strubbelingen kunnen we gelukkig snel uit de plas rijden. Maar waar het bikkelen in de Spitivallei nog leuk was, is het hier écht afzien.
We moeten nog de pas op en het is alweer halverwege de middag. Hoe hoger we komen, hoe kouder mijn tenen worden. Veel maak ik van de omgeving niet mee, anders dan dat er hier en daar sneeuw ligt. Ik focus me nu puur op de weg voor me omdat ik het zo intens koud heb. Na wat voelt als een rit van zeshonderd kilometer bereiken we, vlak onder de top van de pas, uiteindelijk een tentenkamp. Uitgerekend vandaag slapen we in tenten. Pa helpt me van de motor af en ik duik onder een schapenvel en drie dekens. Ongecontroleerd bibberend, concludeer ik dat onderkoeling niet tof is.
Veel van hetzelfde
In de volgende dagen zien we heel veel van hetzelfde. We zitten nu echt hoog in de bergen en rijden van plateau naar plateau. De vlaktes die we hier doorkruisen zijn enorm. Dat zet je toch wel aan het denken hoe nietig en klein je bent op zo’n Bullet. We beklimmen nog de Taglang La; met 5328 meter de op-elf-na hoogste pas waar een weg overheen ligt. En bereiken dan langzaamaan, via steeds beter wordende wegen, Ladakh. Net buiten de stad Leh, waar hoger op de berg het oude paleis nog fier overeind staat, bereiken we ons laatste hotel voor de reis per motor eindigt. We rijden hier nog een paar dagen in de regio rond.

Ik doe dat noodgedwongen in mijn eentje. Vanwege mijn werk als journalist ben ik namelijk ábsoluut niet welkom aan de Chinese grens, daar waar het laatste gedeelte van de reis heengaat. Iets waarvoor ik in de avondspits nog vol gas voor door Ladakh race om op audiëntie bij de gouverneur van de staat te gaan. Maar dat is een verhaal apart. Al met al is de reis naar Ladakh een grandioos avontuur dat ik nooit meer ga vergeten. Gelukkig hebben we de foto’s nog.

Wat een avondtuur geweldig wel veel af zien.
Als je dit allemaal leest weetje dat als je in holland in een paradijs leeft.
Vanuit deel 3 is deel 4 niet bereikbaar.
Bedankt voor het aangeven, de link in deel drie is aangepast!
leuk om dit weer te lezen Tom wat een gave reis was dat .niet voor iedereen weggelegd,
Bijzonder leuk verhaal. Wij gaan deze reis ook doen, maar die is vanwege covid al twee keer uitgesteld. Nu hopen we op juni 2022. Na het lezen van deze verhalen en zien van de foto’s hebben we er erg veel zin in.