Ibolya Moór is op de eerste plaats schrijver en op de tweede plaats motorrijder! Zo kun je haar misschien al kennen uit onze rubriek → Mijn Motor en Ik
In de vorige aflevering werd Ibolya na een dagje sturen in haar gezicht gestoken door een wesp. Tot overmaat van ramp wordt Corsica ook nog eens aangewezen als oranje gebied.
Tekst: Ibolya Moór
De vorige aflevering gemist? Die lees je hier terug: Bestemming: Corsica – deel 3
Rijden door een schilderij
De volgende morgen is mijn gezicht zowaar nog meer gezwollen en ik weet niet goed of ik de rit van vandaag aankan. Wat zal ik gaan doen? Juist op het hoogtepunt van mijn reis. Zal ik zelf gaan rijden of achterop bij Wouter gaan zitten? Ik besluit om er een paar paracetamolletjes tegen aan te gooien in de hoop dat de pijn iets gaat zakken. Dat doet het en een uur later gaan we op weg. Vanuit Pietracorbara slaan we linksaf de D80 op. Het uitzicht en de weg doen ons denken alsof we door een schilderij aan het rijden zijn. De weg lijkt uit de wanden uitgehakt te zijn en is afgezet met echte kantelen. De wand waarop de kantelen staan, loopt steil naar beneden de kolkende blauwe zee in. De golven slaan zo hard tegen de rotswanden dat er druppels zeeschuim rondvliegen.
De woeste schoonheid gecombineerd met de heerlijke bochten, maakt dat mijn motorhart nog harder gaat kloppen. Helaas voel ik dat ook in mijn gezicht, maar dat probeer ik zoveel mogelijk te negeren. Cap Nord staat bekend om zijn talrijke vuurtorens en we passeren er velen. Via het smalste steile weggetje dat ik op Corsica ben tegengekomen, dalen we af naar het Noordelijkste plaatsje Barbaggio. Ook hier worden we geconfronteerd met de niet-klantvriendelijke houding van menig Corsicaan. Blijkbaar houdt de uitbater niet van motorrijders, want nadat hij gevraagd had wat we wilden drinken, draait de man zich om en schuift aan bij andere gasten. We wachten nog een paar minuten, maar wanneer de man niet van plan blijkt te zijn om ons een kop koffie te geven, staan we op en lopen naar onze motoren.
Via de D80 rijden we weer terug naar de camping. Het is 18.00 uur wanneer we van onze motor afstappen. We hebben die dag ruim zeven uur gestuurd, maar ik zou het niet hebben willen missen. Ik vond het de mooiste motorrit die ik ooit heb gemaakt.

Heksenketel
De volgende dag vertrekken we om 16.00 uur richting Bastia. Daar zullen we onze laatste nacht op Corsica gaan doorbrengen. Het contrast met de drukte van Bastia en de rust van die morgen aan het zwembad in Pietracorbara is bizar groot. Links en rechts zoeven er auto’s en motoren dicht langs me heen. Omdat ik nu in een hogere versnelling rijd, merk ik dat mijn ketting klappert. Dat is ook niet zo vreemd, want ik heb ondertussen al ruim 2500 kilometer gereden. Wanneer we door de hoofdstraat van Bastia rijden, ziet Wouter een motorzaak waar ik dit euvel kan laten oplossen. Binnen afzienbare tijd wordt de ketting weer goed op spanning gebracht door een behulpzame monteur. Wat een service! Mijn kijk op de Corsicaan wordt weer bijgesteld.
Zoektocht
De volgende morgen gaat om vijf uur al de wekker. We moeten de tent in het donker inpakken, wat niet zonder slag of stoot gaat. Gelukkig horen we ook veel andere gasten die bezig zijn om hun kamp op te ruimen en zijn we niet de enigen die lawaai maken. Via de ANWB-app zien we die morgen dat ook voor Corsica code oranje afgekondigd is. We verlaten dus nipt op tijd het eiland. Om half zeven checken we in op de boot. Tijdens deze vier uur durende bootreis zitten we bij de reling op dekstoelen. Ondanks dat ik maar een paar uur heb geslapen, geniet ik van de zon, de wind en de heerlijke cappuccino’s. Omdat de boot onder de Italiaanse vlag vaart, zijn deze weer van uitstekende kwaliteit en goed betaalbaar.

Wanneer we vlakbij de kust van Livorno zijn, is het tijd om onze motoren te gaan opzoeken. Na ons door het gedrang van de mensenmassa te hebben heen gewurmd staan we even later op het dek waarvan we dachten dat we onze motorren hadden neergezet. Dachten, want we zien geen Yamaha en Honda. Een snikhete en benauwde zoektocht tussen de vrachtauto’s van de diverse etages tellende boot volgt. Daar komt een einde wanneer aan wanneer een van de medewerkers ons oproept en ons de weg wijst. Wanneer ik eindelijk mijn motor zie ben ik helemaal bezweet.
Het personeel schreeuwt dat ik moet opschieten en ik maak dan ook snel de spanbanden waarmee de motor stond vastgesjord los. Voorzichtig rijd ik de Honda van de boot af en slaak op het vaste land een zucht van verlichting. Daar rem ik heel voorzichtig en steek ik mijn been uit om af te kunnen stappen. Zodra ik mijn voet op de grond zet voel ik hem wegglijden; er zat waarschijnlijk nog olie van de boot onder. Gelukkig kan ik de motor nog net overeind houden.
Ik ben hier zo van geschrokken dat mijn hart nog steeds hard bonkt wanneer we onze weg vervolgen. Via La Spezia en Milaan rijden we naar Zwitserland. Bij een stop pak ik mijn telefoon. Nieuwsgierig kijk ik wie mij heeft geappt. Het is de dame van de mysterieschool waarover ik in mijn boek “De vloek van de Hongaarse familie Moór” heb geschreven. De dame, Hellen, woont in Zwitserland en we hadden zo af en toe contact met elkaar. Ik app haar terug dat ik “toevallig” net over de grens van Zwitserland was gereden. Ze vraagt of we “toevallig” via Luzern naar huis rijden. Ik antwoord met “ja toevallig wel”.

Visite
De volgende dag besluiten we in te gaan op de uitnodiging van Hellen om een kop koffie te komen drinken. De afspraak is dat we in de morgen aan zullen komen waaien, omdat Hellen ’s middags weg moet. Maar omdat haar huis nogal afgelegen ligt kunnen we het niet vinden. Het wordt ondertussen al zo laat, dat Hellen weg moet. Ik raak daarvan zo in de stress dat ik bij een afslag een inschattingsfout maak en omval. Ik baal daar stevig van en loop er een flinke deuk in mijn schouder en ego van op. Ik bel Hellen op om het af te zeggen, maar ze komt met een ander plan.
Als we toch nog naar haar huis komen, zullen we worden opgevangen door haar partner Gerard. Dan gaan we die middag heerlijk BBQ’en mogen we daar blijven slapen. De hartelijke ontvangst en gezellige middag en avond zorgen ervoor dat ik algauw mijn pijnlijke schouder vergeet. We zijn erg op onze privacy gesteld en slaan het aanbod van de logeerkamer af, maar wanneer we onze tent middenin de alpenweide van de boer op mogen zetten, blijven we alsnog daar slapen.
De volgende ochtend beginnen we om exact 9.00 uur aan onze 1100 kilometer durende reis richting Almere. Wanneer we de grens bij Arnhem passeren, zijn we getuige van een prachtige zonsondergang. Een prachtig einde van een geweldig mooie reis.
Maar wacht, er is meer! Geniet mee met schitterende videobeelden van Ibolya’s trip
