Is je honger naar avontuur nog niet gestild? Deel 2 van Toms reis door de Himalaya lees je hier.
Op weg naar een oud koninkrijk hoog in de Himalaya, ontdek ik - samen met mijn vader - de lelijke en mooie kanten van India. Geheel in stijl, per Royal Enfield Bullet.
Nachtvluchten zijn niet zo mijn ding. Hoe fijn het ook is om zoveel films onder de druk van één vinger te hebben op het schermpje aan de stoel voor je, kan ik er niet echt van genieten. Dat komt door het weeïge gevoel dat je krijgt door in een razend tempo tijdszones te doorkruisen. Ik ben op weg naar India, waar ik met mijn vader – en een kleine groep medereizigers – drie weken lang ga rondrijden. Geheel in stijl doen we dat per Royal-Enfield Bullet, dé motor van India.
Voordat we op de motor kunnen stappen, zijn we eerst een dag en nacht in hoofdstad New-Delhi. Één van de steden met de slechtste luchtkwaliteit ter wereld. Landen in de beruchte smog die als een dikke deken over de stad ligt, is een ervaring an sich. Van een stralende blauwe hemel dalen we neer in de steeds geler wordende mist. Via de schuifdeuren het vliegveld verlaten en voor het eerst kennismaken met de geur van die gele wolk? Dat is nog memorabeler. De beste omschrijving voor de geur is een soort ranzige mix van zweterige sportsokken, putlucht en rottende plantenresten.
In een taxibusje crossen we over het rommelige wegennet richting het hotel in de stad. Inmiddels ben ik al bijna anderhalve dag wakker door de reis. De vele prikkels van het chaotische verkeer komen daardoor nog harder binnen. Paard en wagen op de linkerbaan, vrachtwagens vol beschilderingen op de rechterbaan. Ertussendoor laveren allerhande brommertjes, motoren en tuk-tuks.
Een van mijn medereizigers vraagt zich af of de voertuigen hier aan onze Euro 4-normen zouden voldoen. Bijna direct krijgen we antwoord als een tuk-tuk, luid toeterend, voorbijvliegt en een grote witte rookwolk in zijn kielzog achterlaat. Motor- en brommerrijders dragen overduidelijk geen doeken voor hun gezicht tegen de wind of insecten. Een echte cultuurschok kan ik het niet noemen, maar even wennen is het hier zeker. Vlak voor we bij het hotel in de stad zijn, maken we nog een tussenstop bij de Royal Enfield-dealer om de hoek. Bij de aanblik van de vele nostalgische foto’s en onderdelen die creatief opgehangen zijn, worden we weer even gerustgesteld waarom we hier zijn.

Olie verversen in het gras
Na nog een kleine tour langs de India Gate (bezaaid met zakkenrollers) en een tempel van de Sikh gedaan te hebben, sluiten ik en mijn vader ons dankbaar op in onze kamer. De airco op standje ‘extreem’. Van de luchtvochtigheid en smog worden we loom, maar de jetlag bemoeilijkt het slapen. Gelukkig ontvluchten we de volgende ochtend de stad op weg naar onze motoren. Dat doen we per trein, die we in alle vroegte al moeten halen omdat de rit zo’n zes uur duurt.
Vanuit de trein zie je pas goed wat de ware armoede is in een stad als New Delhi. De kant van het land die niet op de dromerig mooie affiches bij het reisbureau afgebeeld staat. Van enige natuur valt rond de stad eigenlijk niet te spreken. De rivieren liggen vol plastic en de heilige koeien verzamelen ze zich op stortplaatsen langs het spoor om wat eten te vinden.
Daar zit je dan, als bevoorrechte westerling een beetje te kijken hoe anderen het slecht hebben. Tja, daar krijg je wel een soort knoop van in je buik. Na een hele tijd de ogen met moeite open te houden om zoveel mogelijk van de omgeving te zien, geef ik uiteindelijk toe aan mijn vermoeidheid. Ik ontwaak vlak voordat we Dehradun inrijden, zo’n 250 kilometer ten noordoosten van New Delhi.
Hoewel erin deze stad toch ook nog een grove half miljoen mensen wonen, is het veel minder overweldigend dan de hoofdstad. Met al het groen heeft het misschien zelfs iets dorps. Ik ben nog vol in gesprek met de chauffeur Konchok en onze reisgids Dawa over de populairste motoren van India, als we al snel het hotel bereiken.
Daar beleef ik mijn eerste échte cultuurschok: een vijftal motoren ligt in heel veel onderdelen verspreid op het gazon. Terwijl een groep makaken op de muur achter me zich uit de voeten maakt voor de verzamelde groep mensen, heb ik enkel oog voor de druk werkende Indiase mannen.
Een carterpan links, een gebroken kroonplaats rechts: het is een zooitje. ‘Hiermee moeten wij morgen op pad?’ vraag ik aan mijn vader. Die krabt zichzelf ook nog even achter de oren. In de hoek van het gazon wordt voor het gemak de afgetapte olie in de grond gegoten.

Proefrit op de Bullet
We hebben geluk. De motoren die geopereerd worden op het gazon, komen net van de vrachtwagen die vanaf onze eindbestemming is gereden. Die bestemming is de stad Leh, op zo’n 1900 kilometer hiervandaan in het oosten van de provincie Jammu en Kasjmir. De regio die vroeger het koninkrijk Ladakh besloeg, wat door velen als deel van het oude Tibet wordt gerekend. De motoren waarop wij dit avontuur aangaan, staan achter het hotel geparkeerd. Na onze spullen snel even afgegooid te hebben op de kamer, trekken we onze motorspullen aan voor een klein proefritje in de stad.
Een klein beetje gespannen draai ik voor het eerst de sleutel om in het contact van de lichte Royal Enfield Bullet. Met een ferme trap wek ik de motor tot leven, waarna het oh zo rustgevende geluid van de enkele, 500 cc, zuiger onder de groenige tank vandaan klinkt. Na de halve wereld rondgevlogen te zijn, waarschijnlijk een paar dagen van mijn leven verloren te hebben door de Delhi-smog in te ademen en bijna twee dagen wakker te zijn geweest, kan ik nu eindelijk doen waarvoor ik hier ben: motorrijden in een bizar land samen met mijn pa.
Tot mijn verbazing vinden we niet heel ver van het hotel redelijk strak geasfalteerde wegen die al slingerend tegen de heuvels aan liggen. Als ik zowaar de eerste haarspeldbocht zie, kan ik het niet laten om uit te proberen wat zo’n Bullet in zijn mars heeft. Al schrapend roetsj ik de bocht door, waarna ik het gas nog even wat verder opendraai. Met lichte schokjes vliegt de wijzer in de teller richting de 100 km/u, waarna ik het wel weer even goed vind. We moeten nog bijna drie weken met het beestje doen.
Dat dit een goed voornemen is, blijkt al snel: één van de zeven motoren geeft al snel na mijn escapade de geest. Er valt noch met de kickstarter, noch met de elektrische starter leven in het motortje te krijgen. Snel wordt de machine door één van de meerijdende monteurs aan de kant van de weg gezet, waarna hij zijn motor aan mijn reisgenoot afstaat. Met een brede glimlach stapt hij achterop bij mij om terug bij het hotel te komen.
Inmiddels hebben we geleerd dat wat je ook doet in het verkeer, de toeter je belangrijkste werktuig is. Sla je af? Toeteren. Rem je af? Toeteren. Is er werkelijk niets aan de hand maar nader je een bocht? Toeteren. ‘You ride like a true Indian’ zegt Dada de monteur al lachend in mijn nek, als ik wat auto’s inhaal met mijn vinger onafgebroken op de toeter van de Bullet. Een geslaagd proefritje.

Uit de startblokken
Onze koffers en tassen worden achterin een jeep van het merk Mahindra geladen. Ondertussen maken wij ons klaar om weg te rijden. Nog snel doe ik de dikke arafatsjaal nog even goed voor mijn mond en neus. Gids Dawa draait zich vanuit het zadel nog even om als hij bij de oprit naar de grote weg staat. Het is zijn manier om aan te geven dat hij wil gaan rijden en dat men voort moet maken. Zijn altijd aanwezige grote glimlach is van zijn gezicht af te lezen aan het paar pretoogjes dat in zijn zwart-gele helm prijkt.
Met gezonde kriebels die horen bij de eerste meters van een avontuur, gaan we dan eindelijk écht op weg. Op weg naar het oude koninkrijk van Ladakh, hoog in de Himalaya.

Al mijn reisgenoten zijn enthousiast als ze wegrijden. Druk toeterend zorgt dat – samen met de gezonde spanning – voor een ietwat melige bui. Nog geen half uur onderweg staan we echter alweer stil langs de kant van de weg. Inktzwarte olie sijpelt langs de cilinderkop van mijn vaders Enfield. Niet goed.
Er moet een nieuwe motor komen vanuit het hotel voordat we verder kunnen, dus nemen we kalm plaats op de vangrail. Ondertussen kijken we onze ogen uit als uitpuilende bussen en bepakte brommers luid toeterend aan ons voorbijrazen. Om hoogteziekte later op de reis te voorkomen drinken we nu al drie tot vier liter water op een dag. En aangezien ik me iets te warm heb aangekleed en geen rijwind ervaar, zweet ik me dan ook een ongeluk. Door de ongeplande pauze zie ik dan ook een mooie kans om de regenlaag uit mijn all-weatherjas te verwijderen. Door de luchtvochtigheid en het vele zweten krijg ik het tijdens die worsteling bijna benauwd.
Als de reservemotor – waarschijnlijk één van de machines die gistermiddag nog op het gazon uitgespreid lag – arriveert, wordt de benzine overgeheveld (met een flinke teug aan een rubberen slang en een oude colafles) en kunnen we weer verder. Slingerend richting de voet van het Himalayagebergte.

Gaaf Tom en Peter. heel veel. plezier en fijne reis. We gaan je volgen.
Mooi geschreven verslag van jullie reis. Ik zie al uit naar deel 2!
geweldig , zo n reis zou ik toch nog wel eens willen meemaken , ben benieuwd naar de rest van het verhaal !