De Alpen zijn prachtig stuurterrein en een weekend Ardennen is altijd goed om het dagelijks leven even wat op te frissen. Maar op zoek naar echt avontuur rijden we on- en offroad door Montenegro. Met als toegift een puntje Albanië – al moeten we daar wel illegaal de grens voor over...
Het water van de baai ligt glad en strak te blinken in het vroegste ochtendlicht. Gisteravond werd op de kade nog driftig geflaneerd door modieus geklede mannen en vrouwen. Het mooie historische centrum van het stadje Kotor geldt als een van de meest romantische plekken van Montenegro, vandaar.
Zelf de route rijden? Onderaan de pagina vind je de route!
Iets buiten de stadsmuren had ik een betaalbare kamer gevonden in een groot huis, waar ik de motor achter het hek in de tuin kon parkeren. Mijn vroege vertrek was geen probleem. Koffie kon ik zelf zetten, er stond yoghurt in de ijskast en fruit in overvloed op de keukentafel.
Nu rijd ik met de zon in de rug langs het mooie Perast met zijn vissershuizen en stadspaleizen. En tien minuten verderop begint de wereld te klimmen. Ik kijk, bewonder en mis een afslag. Vreemd met gps aan boord… Even navragen bij een klein cafe. Ik probeer het in het Engels (nee), Duits (nee), Frans (nee), handen en voeten. Mijn nieuwe vrienden lachen en helpen me druk gebarend de juiste kant op. Het tempo kan omhoog.
Tot nu toe waren de bochten lang en lui geweest. Eenmaal op het B-weggetje verandert dat in een hevig wenden en keren. Ik ga er eens goed voor zitten en kan me meer dan twintig kilometer lang vermaken met een priveparcours door woest leeg bergland. Af en toe staat er een eenzame boerderij in verval of een skelet van een lang overleden auto. Drie huizen zijn een gehucht, vijf huizen een dorp.
Daar is het beroemde Ostrog-klooster, gebouwd in de rotsen om verborgen te blijven voor de Ottomanen. In de twee kleine kapellen kijken tientallen ogen van heiligen en martelaren je van alle kanten aan. Daarna volgt Nikšić, de voormalige hoofdstad van het land. Hier resideerde de koning en bouwden bevriende naties hun ambassades. Het is er stil en eenvoudig. Alleen de glorieuze panden in de hoofdstraat herinneren aan het rijke verleden.

Passen rijden
Vanaf de oevers van het Pivsko-stuwmeer gaat de weg bijna loodrecht omhoog, gevolgd door een dubbelklapper: de Prijespa-pas en de Sedlopas, die de 2.000 meter hoogte net niet aantikken. Kilometers lang kom ik helemaal niks of niemand tegen. Geen auto, tractor, motor, ossenkar of muilezel.
De ongerepte bergen van Montenegro vragen om een flexibele houding en vergevingsgezinde motorfiets. De bochten en de kwaliteit van het wegdek laten zich lastig voorspellen. In de Alpen word je voor een onverwacht scherpe bocht drie keer gewaarschuwd, hier moet je het zelf uitzoeken. Dat geldt ook zodra perfect asfalt plots plaatsmaakt voor gaten, kuilen en plakstroken. En andersom.
In volle concentratie kan ik op mijn middenklasse allroad een redelijk tempo aanhouden naar Žabljak in het Durmitor Nationaal Park en daarna langs de rand van de Tara-kloof, een van de diepste ravijnen ter wereld. Ergens op de bodem ligt nog een dorp, Tepca. Dat is zo moeilijk bereikbaar dat het ’s winters maandenlang is afgesloten van de buitenwereld. De mensen leven er in hun eigen universum. Altijd zo geweest. Mijn slaapplek op de alm Vranjak krijg ik ook niet cadeau.
De aanrijroute staat als ‘light enduro’ gemarkeerd, maar daar trekt het pad zich vandaag niets van aan. Regen en werkzaamheden (zwaar materieel) hebben de ondergrond half weggespoeld en op sommige passages verdwijnen de banden van de kleine GS tot een derde in de modder. Ik schuif naar het puntje van het zadel, ga af en toe op de steps staan, probeer tempo te houden en loods de machine steeds een beetje verder naar boven.
Tot er plots zicht is op de alm, of katun, zoals ze in Montenegro zeggen. Vroeger sliepen alleen de boer, zijn familie en de koeien op de hooggelegen groene velden, nu worden er ook gasten ontvangen in kleine houten huisjes. Je kunt er je spullen in kwijt en met twee personen slapen. Niet meer, niet minder. De luxe zit ‘m in de prachtlocatie. Onder een afdak met uitzicht op de bergen eet ik huisgemaakte soep, brood en wat de pot verder nog schaft.
Gooi- en smijtroute
Het zijn deze onverwachte plekken van eerlijke eenvoud die Montenegro voor mij zo bijzonder maken. Natuurlijk, de bergen zijn prachtig, de wegen spannend, de bezienswaardigheden mooi. Maar ongecompliceerde schoonheid, hier zo goed bewaard gebleven, begint op andere plaatsen in Europa steeds zeldzamer te worden.
Na een stille nacht daal ik af naar Kolašin, het voormalige hoofdkwartier van Tito’s partizanen, gevolgd door een prachtige gooi- en smijtroute naar Andrijevica. Grind, gravel, zand, steen, asfalt, strak asfalt. En heel weinig kilometers rechtdoor. Ik neem een reeks haarspeldbochten en passeer een bergpas die geen zichtbare naam heeft. Aan het eind van de ochtend land ik op een terras in Plav met uitzicht op een helder blauw meer.
De ochtend was briljant, maar het mooiste moet nog komen: de Vervloekte Bergen. Dit massief ligt op de grens van Montenegro en Albanië en behalve een oude sluiproute – daarover later meer – zijn er geen doorgaande wegen. Alles loopt dood op de bergketen. Ik besluit om in elk geval de Ropojana-vallei op en neer te rijden. De entree via Vusanje is prachtig. Het dorp is nauwelijks aangetast door communistische betonbouw en ademt een zekere authenticiteit, met zijn oude boerderijen en houten minaret.
Een gravelpad voert dieper en dieper de vallei in. Links en rechts rijzen de rotswanden omhoog. Enorme blokken liggen verspreid op de bodem. Met de stofwolken op mijn hielen stuur ik de allroad naar het einde van de weg. Rustig waar de bodem daar om vraagt, op snelheid zodra de ondergrond hard en wat voorspelbaarder is. Af en toe moet ik uit het zadel om zo meer zicht te hebben op kuilen en gaten. En om ze wat beter op te kunnen vangen.
Slapen doe ik een vallei verderop. Opnieuw in een klein houten huisje, maar nu met mini-badkamer en houtkachel. De toegangsweg kijkt er uit op een van de mooiste rotsformaties van Europa: de Karanfili. Als je die op zijn spectaculairst wilt zien, moet je de motorboots uittrekken en een paar uur naar boven lopen. Ik doe het ’s ochtends vroeg.

Illegaal de grens over
Navraag bij twee berggidsen leert dat ik via een oude sluiproute kan doorsteken naar Albanië. Het is een pittige rit over een onverhard bergpad, maar volgens hen prima te doen op mijn niet al te zware alleskunner. Mooi plan, want de route door Albanië richting de kust moet fantastisch zijn. Na een dag waag ik het erop. En dat blijkt, na de hevige onweersbui van gisteren, een verkeerde inschatting.
De plassen in het dal hadden een waarschuwing moeten zijn. De eerste kilometers gaan nog wel, maar zodra het pad begint te klimmen, wordt het zwoegen om de motor recht te houden. Een paar keer kan ik de boel redden, maar in een hoekige steile bocht gebeurt het onvermijdelijke: mijn voorwiel glijdt volledig onder me weg. Het lukt nog net om uit het zadel te springen. De GS ligt ondertussen met de wielen bergop; overeind zetten is onmogelijk. Zitten, slokje water, nadenken, eureka! Op zoek naar een hefboom. Die moet hier in het bos te vinden zijn. Anderhalf uur na de val staat de GS weer op zijn poten.
Tijd voor plan B: de Čakor-pas (1.849 m) naar Kosovo en dan via Peje naar Albanië. De weg staat op de lijst van ‘most dangerous roads’ en moet prachtig zijn. Een probleem: de grens met Kosovo is gesloten omdat de landen het sinds de Joegoslavië oorlog niet eens zijn over de locatie van de overgang. Met een motor kan ik volgens de locals tussen de betonblokken door. Ik moet alleen een beetje geluk hebben met de vliegende controles van de grenspolitie… De bergpas is inderdaad fantastisch. En totaal verlaten. Gevaarlijk vind ik hem niet, behalve als je te enthousiast aan het gas gaat hangen misschien. Vroeger lag de grens met Kosovo op de top, nu aan de voet van de bergpas.
En ja hoor. Dikke pech. Twee politieauto’s. Dat is niet waar ik op zit te wachten in een streek die door tal van grensconflicten is verscheurd. Stoppen. Waar ik naartoe wil, waar ik vandaan kom, waarom ik deze route neem, of ik een permit heb, wat er in mijn koffers zit. Juist als het wat ongemakkelijk dreigt te worden, verschijnt de baas. Hij kijkt me vriendelijk aan en lacht: “No problem. We are here to help you.” Geen idee waarom de sfeer omslaat, maar eenmaal uit het zicht gooi ik het gas vol open. Wegwezen, voordat ze zich bedenken.

Albanese wegenwacht
De toegift door Albanië is alle moeite waard. Over een uitstekende weg rijd ik de vallei van Valbona binnen. In gehuchten als Dragobia en Kokaj heerst de volledige rust. En op almen zoals Bruni Brahimit brengen boerenfamilies nog altijd de zomermaanden door. Verstoken van luxe en comfort, levend met beren en wolven, op het ritme van de zon en met een klein sterk paard om kaas naar beneden te brengen en voorraden mee terug naar boven.
Een krakende, stampende oude veerboot vaart me een dag later over het Komanmeer naar de bewoonde wereld. Een vier uur durende droomcruise: smaragdgroen water, een kloof die zich opent en sluit, adelaars zwevend door de grijze lucht. Het regent zachtjes en de meeste opvarenden zitten in de kombuis. Ik blijf met een handvol anderen aan dek. Het is te mooi om te moeten missen.
Vanaf het eindpunt rijd ik richting de stad Shkoder. Het schemert als de motor plots vreemd begint te sporen. Lekke band. Verd… net nu het donker wordt. Ik kijk om me heen en blijk, als bij een wonder, voor een soort hotel te staan. Een man met de groeven van een hard bestaan in zijn gezicht laat me binnen. Als ik hem mijn motorsleutel geef, komt alles goed… Na een onrustige nacht vraag ik de man ’s ochtends naar mijn motor. Hij neemt me mee naar buiten en daar staat hij. De band gerepareerd, de rest gewassen. De rekening mag ik niet betalen. Hier op het platteland is de legendarische gastvrijheid van de Albanezen nog niet verloren gegaan. En dat geldt zeker voor gestrande reizigers. Ik schaam me voor mijn argwaan en neem met duizend bedankjes afscheid.
Een uur later rijd ik via Shkoder terug naar Montenegro. Daar volg ik de kustlijn van de Adriatische Zee. Het blauwe water links, de bergtoppen rechts, een verkoelende bries op mijn gezicht.
Zelf deze route rijden? Je vindt de route hier!
Deze en meer verhalen lees je in het lifestyle magazine GRIP
Dit verhaal komt uit GRIP; het ledenblad van de KNMV. Leden krijgen dit blad vol inspiratie, tips en acties vier keer per jaar. Check alle voordelen van het lidmaatschap op KNMV.nl en join the club!
Mooi verhaal met prachtige foto’s wat je in de wereld van de rijder trekt!