Meer lezen over Boris’ reis? Lees snel verder: Bikkelen door de Baltische staten – deel 2.
Op eigen houtje vertrekt Boris Messer op zoek naar avontuur, met als koers de Noordkaap. Vooral de tweede helft van zijn reis - waarbij hij landen als Finland en de Baltische Staten aandoet - komt hij dit verlangde avontuur tegen, soms iets onverwachter dan gewenst. Vanaf de Noordkaap neemt Boris ons mee!
Tekst: Boris Messer
Allereerst een kleine introductie: Het is halverwege 2021 en we zitten nog middenin een wereldwijde pandemie. Nederland zit op slot, ik heb net mijn bachelor Werktuigbouwkunde afgerond en vier maanden gewerkt. Ik moet iets anders doen, iets interessants, het liefst iets wat niemand anders in mijn omgeving al gedaan heeft. Halverwege juni vertrek ik daarom op een solomotorreis. Het enige doel is de Noordkaap bereiken en dat de terugreis een andere route moet volgen dan de heenreis. Slechts belemmerd door mijn eigen creativiteit én de coronamaatregelen, weet ik in tweeënhalve week tijd de Noordkaap te bereiken op mijn trouwe BMW F650GS die de bijnaam Gele Kanarie draagt.
Hiervoor heb ik verhalen opgehangen aan douaniers om maar de verschillende landen binnen te kunnen komen, heb ik langs de weg mijn door steenslag geperforeerde radiator gerepareerd met epoxy en heb ik heel veel wild gekampeerd met slechts het gezelschap van een oneindig aantal muggen. Dit verslag gaat echter niet over de reis naar Noordkaap toe. Dit verslag gaat over de reis terug. Een reis die, blijkt nu, veel interessanter is dan de heenreis. Het doel was behaald, het tempo ging omlaag en het genieten omhoog. De datum is 29 juni 2021. De locatie is het noordelijkste stukje van het Europese vasteland. Welkom op mijn avontuur: de terugreis.

Klungelen in de kou
Het is middernacht als ik in een zeer zware wind en dikke mist naast de wereldbol sta die aangeeft waar de Noordkaap is. Van de middernachtzon, die in deze tijd van het jaar schijnt, is niets te zien. Maar ondanks de mist is het wel enigszins licht. De gevoelstemperatuur is -3 graden Celsius terwijl regen en hagel elkaar afwisselen. Ik wacht tot ze het naastgelegen bezoekerscentrum – de Noordkaaphal – sluiten, zodat ik de Gele Kanarie het terrein op kan rijden om de beroemde foto te maken met de wereldbol. Dat wordt namelijk niet toegestaan zolang het centrum geopend is en na sluitingstijd piep je zo langs de slagboom. Met verkleumde vingers zet ik om tien over één ‘s nachts de camera klaar en probeer wat dingen uit. Het nemen van een gave foto wil echter niet helemaal lukken.
Al klungelend in de barre omstandigheden moet ik na een half uur genoegen nemen met wat ik heb. De omstandigheden zijn op de foto zichtbaar en daar ben ik achteraf eigenlijk ook wel tevreden mee. Het is inmiddels twee uur ‘s nachts als ik de twaalf kilometer terugrijd naar mijn verblijfplaats. Door de lage temperatuur en harde wind heb ik besloten niet mijn goedkope koepeltentje op te zetten, maar een hut te boeken met verwarming en een minibedje. Maar dan, in het holst van de – klaarlichte – noordelijke nacht, slaat het lot toe. Ik rijd al voorzichtig vanwege de harde wind en hagel, als er plots een rendier voor me op de weg verschijnt. Tijdens het remmen blokkeren beide wielen waardoor ik langzaam maar zeker naar de rand van de weg glijd. In de berm vinden mijn wielen weer grip en word ik van de motor gelanceerd.
Nare herinnering
Ik lig te kermen van de pijn op de rand van een kleine afgrond. De Gele Kanarie ligt drie meter achter me. Het rendier staat op de weg en kijkt me vragend aan. Boos op mezelf en het rendier sta ik op en inspecteer ik de schade. Fysiek valt de schade mee, al voel ik wel een paar gekneusde ribben. De Gele Kanarie is wat dat betreft meer gehavend. Hij heeft last van een afgebroken remhendel, verdwenen voorruit, verbogen kofferrek, afgebroken startknop en een kapotte dodemansknop. Als ik de motor weer op twee wielen heb staan rijd ik de laatste twee kilometer terug naar mijn verblijfplaats om er de volgende ochtend verder naar te kijken.
Het begin van de terugreis verloopt zeker niet voorspoedig. Aangezien ik bij mijn hutje weinig kan repareren aan mijn motor, moet ik verder. Dus, zonder voorrem en met twee losse draadjes als startknop rijd dertig kilometer naar het dichtstbijzijnde dorp waar ik een kundige klusjesman tref die mij wel wil helpen om weer op pad te gaan. Na enig tegenstribbelen overtuig ik de meneer ervan om een stuk staal op het restant van mijn remhendel te zetten. Dat doet hij onder de voorwaarde dat ik het zo snel mogelijk vervang door een echte remhendel, zodat ik in ieder geval weer veilig op pad kan.
Inmiddels vond ik de Noordkaapplaat niet zo leuk meer. Het was een nare herinnering aan het worden en dus wil ik er snel weg. Het is nog steeds 29 juni als ik om vier uur ’s middags afscheid neem van de vriendelijke hostess om zo snel mogelijk een iets warmer en vriendelijker klimaat op te zoeken.

Goed gemutst
Weg van de Noordkaapplaat begint het weer snel beter weer te worden. Goed gemutst rijd ik richting de Finse grens. Bij mijn laatste overnachting in Noorwegen, eindelijk in de zon met een aangename temperatuur, merkt ik dat ook de muggen die warmte erg waarderen. Dat smikkelhapje dat op zijn gehavende motor voor komt rijden, blijft echter onbereikbaar. Op de heenreis had ik in Zweden namelijk al had geleerd dat die krengen niet door het materiaal van mijn motorpak komen. Ik zet mijn tentje neer op het strand bij een klein meertje. Daar ben ik heel blij mee, omdat mijn ultra goedkope luchtmatje het al heeft begeven en ik hier kan slapen op het zachte zand. Vanachter het muggengaas in mijn tent kijk ik hoe de zon niet ondergaat en realiseer ik me ineens hoe goed de Gele Kanarie en ik er eigenlijk vanaf gekomen zijn.
De volgende dag begint mijn volgende missie: naar huis komen op het gehavende apparaat. Daarvoor moet ik eerst maar eens die remhendel oplossen. De eerste grote stad waar een motorzaak zit die meer verkoopt dan onderdelen voor sneeuwscooters ligt liefst 750 kilometer verderop, dus besluit ik binnendoor over achteraf gelegen asfaltwegen mijn reis te vervolgen en te genieten van de tocht. Het weer is eindelijk goed waardoor de kou die op de Noordkaap in mijn lichaam is getrokken, langzaamaan verdwijnt. Dat voelt goed.

Remproblemen
Minder goed voelt mijn rem. Al vrij vroeg tijdens deze belangrijke rit van 750 km kom ik erachter dat niet alleen mijn remhendel een klap heeft gehad, maar dat ook de remleiding er niet zonder kleerscheuren vanaf is gekomen. Ik ontdek namelijk een klein scheurtje, zo’n tien centimeter onder de rempomp. Na nog een keer uitvoerig op mijn telefoon te speuren naar een plek waar ik motoronderdelen kan krijgen, blijkt de enige optie toch echt de stad te zijn die ik gisteren al had gevonden: Oulu. Koppig vul ik het reservoir bij en leg ik een drukverband uit mijn EHBO-set om de remleiding aan. Ik heb daardoor weer wat remdruk, al schat ik dat het maar zestig procent is van wat ik normaal zou hebben. Ruim voldoende om in de stad te komen.
In drie dagen rijd ik naar Oulu, dat aan de Oostzee ligt. Iedere dag vul ik de remvloeistof bij en vervang ik het drukverband rond de remleiding. Eindelijk aangekomen in de stad is mijn eerste stop een remmenspecialist waar ik naast een nieuwe, stalen remleiding ook remvloeistof en remblokken haal. Een remhendel hebben ze voor mijn motor helaas niet. Daarvoor word ik doorverwezen naar Tallinn, waar het dichtstbijzijnde BMW-magazijn zit. Helemaal door Finland om vervolgens in de hoofdstad van Estland hopelijk een remhendel te vinden vind ik op dat moment nog vrij ver met een stuk staal als remhendel. Maar aan de andere kant heb ik al wel bijna duizend probleemloze kilometers achter de rug met de geïmproviseerde oplossing. Ik kies er daarom om hier in ieder geval de lekkende remleiding te vervangen en later te kijken naar de remhendel.

Reparaties op het strand
In de buurt van Oulu vind ik een prachtige slaapplek aan een populair strandje. Het is inmiddels 27 graden Celsius en de watertemperatuur is ook erg aangenaam. Met mijn motor op de rand van het strandje en twee grote stenen als tafeltje en stoel, besluit ik hier maar de remleiding en de remblokken te vervangen. Uiteraard trekt dit veel bekijks en moet ik regelmatig mijn verhaal doen aan de lokale bevolking die het allemaal prachtig vinden om een Nederlands kenteken op een zwaar gehavende en bepakte motor in hun kleine stadje te zien. Het zweet gutst inmiddels over mijn rug, maar ik ben tevreden.
Na ruim een uur werken heb ik weer een intacte remleiding, verse remvloeistof en hagelnieuwe remblokken op mijn motor. Helaas heb ik geen 11 mm-sleutel in mijn toch al zeer beperkte gereedschapsrol. Die blijkt namelijk essentieel om het remsysteem te ontluchten. Als ik toevallig aan de praat raak met een jonge vent bij een boot – die nauwelijks twee woorden Engels spreekt – en ik hem mijn verhaal probeer uit te leggen, komt er een grote grijns op zijn gezicht als hij de Gele Kanarie ziet. Direct geeft hij mij zijn hele gereedschapskist mee. Het ontluchten is daarna zo gebeurd en ik kan eindelijk weer fatsoenlijke remdruk opbouwen. Tijd voor een frisse duik in het heerlijke water.
De hele avond blijft het druk op het strand en ik blijf maar bekijks trekken. Niet alleen met mijn motor, maar ook doordat ik mijn maaltijd aan het koken ben op de steen die eerder die middag nog mijn gereedschapstafel was. Om middernacht zie ik de zon langzaam aan de horizon verdwijnen, alsof hij in de zee zakt, waar ik met volle teugen van geniet. Het zal nog tot Helsinki duren voor ik mijn eerste donkere nacht zal beleven, maar met alle successen tot hier, kan ik ondanks het licht prettig slapen.

je moet maar durven om in je uppie zo’n tocht te maken. Hij is wel creatief om na die val toch nog iets rijbaars op de weg te krijgen. Mooi geschreven en een mooi avontuur.