Net als jij zijn we hier bij Motorrijders.nl uiteraard verzot op motoren. Zonder die passie is het waarschijnlijk onmogelijk om te schrijven over zaken als mengsmering, bougies en knee-downs. We vroegen daarom aan motorrijders hoe hun liefde voor motoren is ontstaan. We trappen af met journalist Jarno van Osch.
‘De gave kleurstelling en die heerlijke tweetakgeur, dat maakte zo’n overweldigende indruk op me. Gelijk was ik verkocht en wist ook zeker dat later, als ik groot zou zijn, een Suzuki RGV250 Lucky Strike in mijn schuur kwam te staan. En ja, laat ik ‘t dan ook maar gelijk verklappen, die motor bezit ik nog altijd niet. Op dit moment staat er een Aprilia SL1000 Falco in het hok. Puur uit ‘praktisch’ oogpunt, aangezien ik ‘m vooral inzette om de A2 af te scheuren richting mijn vorige werk als redacteur van MOTOR Magazine en MOTO73.
Maar goed, de RGV250 van Suzuki dus… Ver voor de kennismaking met deze geurende tweetakt werd ik al geïnjecteerd met het snelle virus, te danken aan mijn oudeheer. Als zijn BMW de garage verliet, zat ik meestal al pontificaal op het passagierszadel. De vele toertochtjes waren leuk, maar ik keek vooral uit naar eind juni. Dan stond de tocht der tochten op het programma. Naar Assen voor de TT. Al vroeg in de ochtend zaten we dan op de snelweg naar het hoge noorden, vergezeld door familie en bekenden. Al die kilometers snelweg zou ik nu bestempelen als een oersaai ritueel, maar destijds vermaakte ik me kostelijk door alle passerende motoren in me op te nemen. En dan vooral natuurlijk de snellere exemplaren, zoals dus ook de Suzuki RGV250 Lucky Strike. De TT bezorgde mij overigens ook m’n eerste held, en wel Marco Melandri. Hij was slechts een jaartje ouder dan ik en liet direct een onuitwisbare indruk op me achter. Tijdens de TT van ‘98 won hij als jonkie namelijk zijn eerste Grand Prix, op slechts 0,028 seconde van Kazuto Sakata. Wat een geweldenaar! Uiteraard had de Italiaan er gelijk een jonge fan bij. En ja, eigenlijk was ik vooral stikjaloers, want ik wilde natuurlijk niets liever dan in zijn racelaarzen staan. Leven als een coureur, hoe fantastisch moest dat wel niet zijn.
Een racer ben ik nooit geworden, maar de motor bepaalde wel grotendeels mijn richting. Ik ging krantjes gooien om te sparen voor een nieuwe Aprilia RS125 (toch een tweetakt hè…) en werd student aan de hogeschool voor journalistiek. Op die manier kwam ik uiteindelijk terecht als stagiair bij MOTOR Magazine. Aldaar kreeg ik de kans om me te ontwikkelen als redacteur van een motorblad. Meer dan tien jaar lang beleefde ik geweldige avonturen, op en naast de motor. De mooiste werkweek was ongetwijfeld een trip naar Italië met mijn voormalige collega Randy van der Wal. Alles kwam samen in die ene week. Gave motoren rijden als de Paton S1, zelf wat plaatjes schieten op het circuit van Imola en mooie verhalen optekenen met bijvoorbeeld een excentrieke man als Giancarlo Morbidelli. En natuurlijk zorgden de nodige sterke verhalen ook voor een verhoging van de sfeer. Of misschien was dat dan toch vooral te danken aan de Nastro Azzurro’s. Ook een mogelijkheid.
Na jaren voor MOTOR Magazine en uiteindelijk ook MOTO73 gewerkt te hebben, maakte ik in 2017 een ommezwaai. De vaste baan werd vaarwel gezegd om een eigen avontuur aan te gaan. Een risico, want ik gaf zelf altijd aan dat ik één van de mooiste banen ter wereld had. De switch naar freelance journalist en fotograaf leverde en levert een volledig ander avontuur op, maar nog altijd staat de motor zeer centraal. Gelukkig maar!’
Mooi opgetekend door mijn zoon.
Fijn om te horen dat hij hier nog steeds zijn ei in kwijt kan en een wereld baan heeft.
Het is altijd leuk om te horen dat mensen het motorrijden nog zien als een fijne bezigheid.
Groeten: Theo van Osch