Bochten herkennen, beoordelen en ze aanvallen. Tijdens de training Beter door de Bocht van de KNMV Riders Academy komt het voor velen leukste, maar direct ook moeilijkste onderdeel van het motorrijden aan bod: bochten rijden. Met een klein groepje motorrijders en een KNMV-trainer ga je een dag lang heel veel bochten rijden, praten over motorrijden en werken aan jouw bochtentechniek.
Het rijden van de ‘perfecte’ bocht is iets magisch. Kijken, inschatten, de juiste positie innemen en dan met de beste snelheid aankomen. Een heleboel handelingen en processen komen samen in één klein moment. En voor je het weet, is het alweer voorbij. Het enige dat rest is een voldaan, of onvoldaan gevoel. Met deze tips lukt het ook jou om iedere keer dat voldane gevoel te krijgen!
Ervaren motorrijders weten dat sturen met een motorfiets absoluut niet gelijk is aan het sturen met een auto. Zit je in je auto en komt er een bocht naar rechts, dan draai je simpelweg aan je stuur zodat je naar rechts gaat. Is de bocht scherper dan gedacht? Dan stuur je gewoon nog iets verder naar rechts door.
Met een motor werkt dat heel erg anders. Het grootste verschil is dat je met het gyroscopische effect te maken hebt. Een mooi voorbeeld hiervan wat voor niet-motorrijders lastig te begrijpen is, is het ‘contrasturen’. Trek je aan het rechter handvat om naar rechts te gaan? Dan zorgt het gyroscopische effect er juist voor dat je naar links zal gaan, en vice versa. Duw je tegen diezelfde stuurhelft, dan zal de bocht naar rechts ineens wel lukken. Hoe sneller je rijdt, hoe sterker deze kracht wordt.
De basis
De krachten die invloed hebben op je stuurgedrag zijn slechts een van de vele factoren die van invloed zijn op het uitstippelen van de juiste lijn. Laten we beginnen met het beste advies dat we je kunnen geven: er is geen ideale of standaard bochtenlijn.
Daarvoor zijn er simpelweg te veel factoren die invloed kunnen hebben op de situatie. Als je deelneemt aan het verkeer, ben je in je hoofd doorlopend bezig met het afwerken van zogenaamde taakprocessen. Je ziet iets, je doet een voorspelling van wat er kan gebeuren, je denkt na wat de veiligste of meest slimme manier is om de klus aan te pakken, je beslist wat je gaat doen om vervolgens je plan van aanpak uit te gaan voeren.
Deze taken spelen zich voortdurend af als je onderweg bent en het kan zelfs zijn dat tijdens het proces veranderingen optreden en je het rijtje niet afmaakt, maar weer van voren af aan begint.
Hoe vertalen wij dit nu naar een bocht? Je ziet in de verte een bocht aankomen doordat bijvoorbeeld rijen bomen of lantaarnpalen afbuigen. Verder zie je dat er een mogelijkheid bestaat dat er tegenliggers zijn, dat er misschien een uitrit in de bocht ligt of dat er een kans op vuil op de weg is. Aan de hand van deze signalen ga je een voorspelling maken van wat je allemaal kunt verwachten. Daarna maak je de balans op om uiteindelijk te komen tot een soort ‘aanvalsplan’ voor deze bocht.

De ideale lijn
Als we kijken naar het genoemde taakproces, dan gaat het eigenlijk altijd fout in de eerste twee fases: waarnemen en evalueren. Als je een bocht niet goed – of op tijd opmerkt – of als je een onjuiste inschatting maakt, dan levert het vervolg eigenlijk altijd problemen op.
Lees ook: Bochten in de bergen
Wat hier bovenop altijd nog meespeelt, is een juiste zelfkennis: kan ik daadwerkelijk zo goed rijden als ik denk? Vooral bij mannelijke motorrijders kan dit beeld nog wel eens scheef staan op de werkelijkheid.
Omdat er zoveel factoren van invloed zijn, is de ‘perfecte bocht’ naar eigen interpretatie in te delen. En daardoor bestaat hij dus per definitie niet. Toch kunnen we in de basis wel van een zekere vaste aanpak spreken die altijd toegepast kan worden.
Een bocht naar rechts starten we tegen de middenas-streep, waarna we vervolgens naar de binnenkant van de bocht (apex) sturen om ook hier weer uiteindelijk in het midden uit te komen. Onthoud hierbij dat het sterk afhankelijk is van de aanwezige factoren. Is het zicht volledig of ligt er misschien klei op de weg? Dan snijd je een bocht alweer heel anders aan. Neem deze opbouw dan ook niet één op één over in je eigen rijden maar gebruik hem als leidraad.
Net als bij rekenen op school is het namelijk belangrijker om te weten welke techniek iemand toepast om het antwoord te krijgen, dan het antwoord zelf.
Stap voor stap
Om een bocht technisch goed te kunnen rijden, verdelen we deze altijd in vier delen. We hebben het dan over de vier K’s: kijken, klaarmaken, kantelen en kracht opbouwen.
Aan ieder van deze vier stappen is een denkproces gekoppeld. Zo ben je bij het kijken bezig met wat je ziet. Hoe herken je bijvoorbeeld dat je een bocht nadert? Denk dan aan bomenrijen, lantaarnpalen, bermpaaltjes en andere herkenningspunten.
In de volgende stap verwerk je wat je ziet en koppel je hier een waarde aan. Is het bijvoorbeeld een flauwe of scherpe bocht, of is er een uitrit waar je rekening mee moet houden? Verder kan er zand op de weg liggen of het zicht slecht zijn.
Aan de hand van deze informatie en je eigen afwegingen, maak je een soort aanvalsplan. Hiervoor bedenk je wat de rijlijn en snelheid moet worden. Je kunt zelfs bedenken in welke versnelling je wilt zitten als je aan de bocht begint. Begin hier ruim op tijd mee want dit denkproces kost tijd.
Heb je besloten hoe je deze bocht gaat uitvoeren, dan breekt fase 2 aan en maak je jezelf klaar door je aanvalsplan in werking te zetten. Ben je helemaal klaar, dan kom je aan in fase 3: het kantelpunt. Dit is een heel kort moment waarbij je de motor door de bocht stuurt. Deze fase loopt vloeiend over in fase 4. Al in de bocht begin je namelijk weer met het opbouwen van de kracht. Een trekkende motorfiets stuurt immers makkelijker dan een motor die in de bocht afremt.
SITUATIE 1 – FLAUWE BOCHT
K1 – Ik zie een flauwe bocht die ik goed kan overzien. Mijn voorspelling is dat ik geen speciale actie hoef te ondernemen met betrekking tot positie, snelheid en/of versnelling.
K2 (Rood) – Ik blijf gewoon neutraal in het midden van mijn vrije ruimte rijden. In dit geval is dat midden op de weg.
K3 (Groen) – Hier is bijna geen sprake van kantelen. Een minimale stuurbeweging is voldoende door iets aan de binnenzijde (links) tegen het stuur te duwen.
K4 (Geel) – Aangezien de snelheid niet is aangepast, is extra kracht opbouwen hier ook niet nodig.
SITUATIE 2 – ONOVERZICHTELIJKE BOCHT
K1 – Ik zie een onoverzichtelijke bocht. Mijn voorspelling is dat ik niet kan zien of er tegenliggers zijn, of er een uitrit is na de bocht en hoe scherp de bocht überhaupt is. Kortom, ik heb eigenlijk heel weinig informatie om een goed plan te maken.
K2 (Rood) – Omdat ik geen plan kan maken, kies ik voor een positie waarbij ik nog alle kanten op kan indien er ineens een tegenligger opdoemt. Ik breng mijn snelheid drastisch omlaag en schakel terug naar de tweede versnelling. Ik nader de bocht voorzichtig en blijf alert op wat er mogelijk kan gebeuren.
K3 (Groen)– Vlak voor het moment dat ik de bocht volledig kan doorkijken, stuur ik de motor de bocht door. Ik zorg ervoor dat ik zoveel mogelijk in het midden van de weg uitkom, maar houd tegelijkertijd de mogelijkheid open om nog verder naar rechts te sturen als er toch een tegenligger aankomt.
K4 (Geel) – Als ik volledig zicht heb en zeker weet dat het kan, voer ik het tempo weer op.
SITUATIE 3 – OVERZICHTELIJKE BOCHT
K1 – Ik zie een redelijk overzichtelijke bocht en signaleer een tegenligger. Verder heb ik opgemerkt dat de weg relatief smal is. Ik ga er altijd vanuit dat de tegenligger mij niet, of pas heel laat, ziet. Ik kan misschien precies wegvallen achter een mondkapje dat aan de binnenspiegel hangt, of het navigatiesysteem aan de voorruit. Voor mij betekent dit dat ik zelf de regie wil bepalen over wat er misschien kan gebeuren. Ik wil hierbij dus niet afhankelijk zijn van het gedrag van de tegenligger.
K2 (Rood) – Ik kies een positie van waaruit ik volledig aan de rechterzijde van de weg door de bocht kan blijven rijden. Verder zoek ik ook alvast een uitweg in de berm voor het geval de auto mij toch niet ziet en op mijn weghelft komt. Ik pas verder de snelheid iets aan en schakel een versnelling terug. Mijn ogen blijven scannen tussen waar ik heen wil, de tegenligger en het wegdek.
K3 (Groen) – Ik kantel de motor pas echt door nadat ik de auto ben gepasseerd en kom daarna weer in het midden van de weg uit.
K4 (Geel) – Direct nadat de auto weg is, draai ik ook het gas weer open.
SITUATIE 4 – BOCHT MET UITRIT
K1 – Ik zie een onoverzichtelijke bocht. Mijn voorspelling is dat ik niet kan zien of er tegenliggers zijn, of er een uitrit is na de bocht of hoe scherp de bocht is. Mijn plan is om mijn snelheid en positie op de weg zodanig aan te passen dat ik – als het nodig is – nog alle kanten op kan. Ik houd daarom altijd rekening met het onverwachte en bereid me voor op wat er mogelijk kan gaan gebeuren. Ik scan ook de omgeving verder af. In dit geval zie ik al heel vroeg de speelgoedtractor, wat betekent dat er een (boeren)erf ligt waar kinderen kunnen spelen.
K2 (Rood) – Ik bereid me voor door mijn snelheid omlaag te brengen, terug te schakelen en een positie op de weg te kiezen waarbij ik zover mogelijk de bocht kan doorkijken. Ik zorg hierbij ook altijd dat ik voldoende tijd heb om ruimte te maken mocht er een tegenligger naderen.
K3 (Groen) – In deze bocht is het vanwege de auto die de uitrit verlaat zelfs noodzakelijk om de andere kant op te kantelen en ruimte te maken voor de auto. De bestuurder moet de neus van zijn auto wel op de weg zetten omdat hij anders geen zicht op de bocht heeft. Kortom, een risicovolle situatie waarbij ik graag de regie in handen houd om de afloop zelf te kunnen bepalen. Niemand is hier echt schuldig mocht het fout gaan, maar als motorrijder ben je wel altijd de grootste verliezer. Alleen door zelf de regie te houden kun je in deze situatie zonder problemen je weg vervolgen, als winnaar.
K4 (Geel) – Als ik de situatie onder controle heb en kan overzien, kan het gas er weer op!

Ik mis hier de aanbeveling om het licht op de motor aan te hebben. Zeker in de tijd dat vroeger donker wordt en de zon laag staat.
Alle moderne motoren hebben het licht automatisch aan wanneer je het contact aan zet, maar voor de oudere modellen idd ff kijken of het aan staat. Kwam laatst ook een motorrijder tegen zonder licht en zag die vrij laat. Levens gevaarlijk! Interessant en leerzaam stuk trouwens over die bochten nemen, Succes met de bochten Bikers
Zijn er dan nog motoren of motorrijders die NIET met licht aan rijden?
Ik kom ze niet tegen.
Ik kom er regelmatig eentje tegen die een deathwish heeft. Volgens mij is het zelfs mogelijk om op oudere motoren iets te bouwen zodat licht automatisch (vertraagd) wordt ingeschakeld na het starten.
In Juni de training van KNMV gevolgd.
Hierin werd naar mijn beleving je start positie op de weg meer naar de zichtkant geadviseerd.
(Bocht links/positie rechts en vv).
En deze aanhouden tot het zicht op de weg weer volledig is.
Een vraagje als ik een bocht naar rechts neem en duw op mijn stuur wijst mijn stuur naar rechts of links
Grtz Ti
Nuiten, voor een bocht naar rechts, duw je rechterkant stuur, stuur met wiel wijst dan naar links waardoor je een kantelmoment naar rechts krijgt. De gyroscopische kracht brengt je wiel terug in goede positie dus naar rechts. Grtz.
Beste Nuiten, je duwt niet op je stuur maar tegen je stuur. Voor een bocht naar rechts duw je de rechter stuurhelft van je af of….je trekt de linkerstuurhelft naar je toe. Het effect is hetzelfde. De motor kantelt/zwenkt naar rechts.
Véél motor rijders gebruiken de middenlijn als de ideale lijn. Dan kom je tegen liggers altijd tegen op de verkeerde plek. Denk na over je positie op de weg en haal zo veel mogelijk zicht.
Ik mis het gebruik van het navigatie systeem
Deze op een goede plaats monteren ( boven de tellers) en de bocht opnemen inschatten wordt een fluitje van een cent. Afremmen juiste versnelling en gaan. Je kun de bocht uitkijken en soms de volgende bocht en zijwegen waarnemen.