Een groen kuipje, glimmende tank en twee smalle banden. Het Triumph Bonneville motorblok glimt in het vernikkelde frame van deze prijswinnende motorfiets. Op de zijkant van de tank en kuip staat het merk: Métisse. Deze Rickman Métisse Bonneville is een motor voor op het circuit. Hoewel? Niet voor Frans Herlé. De Zaankanter laat al dertig jaar talloze autorijders op de snelweg verlekkerd uit het raam kijken als hij passeert.
Slechts 152 kilo weegt deze caféracer uit 1968, inclusief brandstof. Opvallend is de Rickman schijfrem aan de voorzijde, die verstopt zit in een grote trommel in de naaf. De spaken zijn daardoor opvallend kort. Ooit was de Rickman Metisse een van de eerste motoren met schijfrem.
“Hij kan nog altijd goed meekomen in het hedendaagse verkeer”, lacht Herlé, die de Weslake cilinderkop heeft laten reviseren in Engeland. Niet de originele 46 pk, maar 60 pk bezit het Triumph Bonneville blok tegenwoordig. “Ik rij er al dertig jaar op en het verveelt nooit. Elke keer als ik hierop stap geniet ik. Het geluid, de trillingen. De machine is helemaal compleet, ik heb er alleen moderne banden onder gezet. De wegligging is voor een motor uit de jaren zestig niet slecht en hij komt goed weg bij verkeerslichten.”
‘Het moest een tweedehandsje worden’
De passie spat er vanaf als Herlé praat over zijn motoren. In 1977 koopt hij als 19-jarige scholier zijn eerste motor. “Motorfietsen trokken mij in die tijd. Ik heb dat jaar alle boekjes met nieuwe modellen gelezen.” Een aantal motoren trekken zijn aandacht, waaronder de Ducati 750 en de Triumph Trident met schuine cilinders. “Ik zag mezelf daar wel op rijden, maar geld voor een nieuwe motor had ik niet. Het moest een tweedehandsje worden.”
Daarmee zit hij in die tijd goed. Een merk als Triumph is op zijn retour. Jarenlang werd er amper aan innovatie gedaan, nieuwe motoren verschilden nauwelijks van de vorige modellen. Alleen aan de kleurstelling kon je zien uit welk jaar het model kwam. Met de opkomst van de Japanse merken was Triumph als merk zo goed als dood en begraven. Motorzaken wilden graag van hun Triumph-onderdelen af en bieden ze voor een prikkie aan.
De motoren waar Herlé op dat moment van droomt, worden het niet voor de jonge Zaankanter. Te duur of slecht onderhouden. “Maar binnen in die motorzaak in Amsterdam stond nog een Triumph Bonneville, zeven jaar oud. Het was liefde op het eerste gezicht. Hoewel hij een tijdlang van mijn zoon is geweest, staat die oude Bonneville tegenwoordig weer in mijn garage. Laatst werd ik nog benaderd door de eerste eigenaar. Hij is er ooit mee op vakantie geweest in Noorwegen. Een leuk stukje extra geschiedenis. Eigenlijk wil hij hem wel terug, maar dat ligt bij mijn zoon.”

Bonneville blijft in de familie
Het blijft niet bij die Triumph Bonneville. Herlé koopt een paar jaar later een tweede Bonneville, in onderdelen. “In die tijd kreeg ik een vriendin en die wilde ook motorrijden. Die motor was compleet en ik heb hem in elkaar gezet. Tot de kinderen kwamen heeft ze erop gereden. Daarna heeft die machine stilgestaan, tot onze dochter 18 werd en ook wilde motorrijden. We hebben alle rubberen onderdelen vervangen en het vermogen teruggebracht tot 25 kW. Ze heeft er overal op gereden, tot diep in Oost-Europa aan toe. Maar tegenwoordig heeft ze een moderne Honda. Als je dat comfort eenmaal gewend bent, dan is die oude Bonneville nog leuk voor een uurtje, maar niet om honderden kilometers op te rijden.”
Geen twijfel over mogelijk, Frans Herlé is een groot fan van de Triumph Bonneville. Of beter gezegd, Herlé is een Anglofiel. Heeft ook drie Britse auto’s, een Engelse zeilboot en een oude buizenradio uit het Verenigd Koninkrijk. De Engelse ziekte, zo noemt hij het.
“Die Engelse twins, ik hou ervan. Maar ook de oude 3 cilinders van Triumph zijn schitterend om te zien. Dat enorme geluid dat ze maken, ik hou ervan, net als hun uitstraling. Dat geldt ook voor de Nortons en bijvoorbeeld de BSA’s uit die tijd. Zo zijn er nog meer motoren die ik interessant vind. Ik heb bijvoorbeeld op dit moment ook een Harley Davidson 350cc eencilinder staan waar ik ook af en toe op rij. Een prachtig ding waar je met twee vingers kunt remmen en de koppeling is superlicht. Hij rijdt moeiteloos en heeft allerlei voordelen. Maar toch heb ik hiermee niet zoveel plezier als met die oude Engelse machines.”
Triumph Owners Club Nederland
Veel kilometers maakt de Zaankanter niet meer. Dat was in de eerste jaren met zijn Triumphs wel anders met zo’n 25.000 kilometer per jaar. Sinds de maximumsnelheid op de snelwegen is verlaagd naar honderd kilometer per uur, is er voor hem weinig meer aan om plat op zijn caféracer te liggen terwijl je langzaam vooruit kruipt. Herlé houdt het tegenwoordig vooral bij enkele recreatieve ritjes en hij doet mee aan evenementen van de Triumph Owners Club Nederland, waar hij al 45 jaar lid van is.
“Ik reed eind jaren zeventig op mijn Triumph overal door de Zaanstreek, toen die club werd opgericht. Verschillende keren werd ik benaderd om lid te worden, maar hier had ik weinig interesse in.” Toch gaat de Triumph-fan overstag en daar krijgt hij geen spijt van. “De club had ook een onderdelenvoorziening en leden konden je met raad en daad bijstaan. In het begin van mijn lidmaatschap heb ik enorm veel hulp gehad van mensen die ooit aan motoren hebben gesleuteld. Dan heeft een lidmaatschap zin.”
Waar de club ooit jong en oud aantrok, zijn met de jaren de leden vergrijsd. Toch telt de Triumph Owners Club Nederland nog altijd tussen de 500 en 600 leden. “De meesten zijn rond de 65 jaar, er komt weinig jongere aanwas meer bij”, weet Herlé. “Wel zien we mannen terugkeren die weer een oude Triumph hebben gekocht om weer iets om handen te hebben. Maar hoe lang het duurt? Als je een kunstknie of -heup hebt, is het moeilijk om een oude Triumph aan te trappen. Ik denk dat er in de komende jaren veel oude motoren te koop komen te staan. Maar wij blijven als club doorgaan.”
“Ik was daar alleen maar om te kijken, maar bij de prijsuitreiking werd mijn kenteken ineens omgeroepen. Geweldig!”
En wie weet komt er nog eens een revival voor de Triumph club, net als het merk Triumph een comeback heeft gemaakt. Dat was in eerste instantie wel even schrikken voor de leden van de club. Naast al die mooie oudjes kwamen er vanaf de laten jaren nul ineens leden op moderne machines met ‘veel plastic’ aanrijden. “Ik heb er ook niet zoveel mee. Tegenwoordig moet ik een blik op het merkje op de tank werpen om een motor te herkennen. Merken hebben steeds minder een eigen gezicht.” Wel heeft Herlé gekeken in de Triumph-fabriek in Hinkley. “Dat is interessant om te zien. Niet dat er nog motoren worden gebouwd, eigenlijk wordt er alleen geassembleerd.”
De Rickman Metisse Bonneville als prijzenpakker
De Rickman Metisse Triumph Bonneville van Frans Herlé, het is een plaatje. Automobilisten proberen het duo te fotograferen als zij passeren. Herlé is trots op zijn machine, hij gaat er regelmatig mee naar shows waar ook verkiezingen worden gehouden. En daar valt de caféracer regelmatig in de prijzen.
“Afgelopen zomer is hij nog in de prijzen gevallen tijdens een Rickman-evenement in Engeland”, glundert de Anglofiel. “Ik won de wisselbeker voor mooiste motor. Dat vind ik mooi, dat ik ook andere mensen er blij mee maak.”
De bijzonderste prijs die Herlé heeft gewonnen, moet tijdens een evenement voor gecustomiste motoren in de kop van Noord-Holland zijn geweest. “Ik was daar alleen maar om te kijken, mijn motor stond op de parkeerplaats. Maar bij de prijsuitreiking werd mijn kenteken ineens omgeroepen. Hadden mensen dit op hun stemformulier gezet, terwijl ik niet meedeed. Geweldig!”
heel mooi verhaal en oude liefde roest niet. Zelf heb ik 40 jaar terug een oude laverda 750 gehad, Als ik ergens Old timers zie staan dan gaat mijn hart weer sneller kloppen en denk ik was ik nog maar jonger dan kocht ik er een. Heb altijd vroeger een MV Agusta willen hebben, maar deze waren zo duur. Toen de nieuwe MV 750 werd gemaakt heb ik direct een besteld. Mooie machine, maar de leeftijd begon mee te spelen om verre ritten hierop te maken. Momenteel rijd ik met een BMW 1600K Bagger Grand America. Luxe moter waar ik nu weer verre ritten mee maak.
Mooi verhaal, Frans en Frank! Helemaal mee eens, de vergrijzing slaat toe. Maar waar vroeger sleutelen er gewoon bij hoorde, wil de nieuwe generatie (en die oude met kunstheupen en versleten knieen ;-)) liever probleemloze kilometers maken. En die nieuwe generatie weet ons ook te vinden! De groei zit er goed in: We tikken al bijna de 700 leden aan. 80 nieuwe leden vanaf vorig jaar! En we zien gelukkig steeds meer Hinckley rijders en dus nieuwe gezichten zowel op moderne racemonsters als retro fietsen verschijnen op onze evenementen. Eén grote familie!