Iedereen is wel eens zó beïnvloed door een foto dat hij er door veranderd werd. Dat je bijvoorbeeld ineens een ringetje in je oor wilde of motor ging rijden. Voor Wil Thomas ging het verder: hij maakte een hele studie van één foto.
Heel af en toe kom je er één tegen. Een foto die zo’n bepaalde lading overbrengt of energie uitstraalt die zo ongelooflijk haaks op je eigen identiteit staat, dat je niet anders kan dan er door gefascineerd te raken. Hoe je dat gevoel uit kan zo simpel zijn als wat andere kleren in je garderobe of nieuwe muziek in je afspeellijsten, of zo ingrijpend dat je je hele levensstijl omgooit. Voor de Amerikaanse Wil Thomas was het de ontdekking van een foto gemaakt tegen het einde van de jaren ’40. Op de foto staan twee gekleurde mannen op karakteristieke motoren. Die foto zette Thomas aan tot een heuse studie: een nader onderzoek wat er op de foto te zien was en wat ermee verteld wordt, de geschiedenis erachter, de sfeer en de levensstijl van de twee motorrijders maar ook de keuze van machines.

Rancher
Het duurt nog flink wat jaren voordat Wil Thomas deel uitmaakt van het wereldje van custom chopperbouwers. Hij is nog een kind als hij een fascinatie voor westerns ontwikkelt. Mede door de films waarin John Wayne een rancher speelde besluit hij als tiener een zomerbaantje te nemen op een paardenranch. Helemaal in Potosi, een gemeenschap op zo’n 115 kilometer afstand van zijn thuisstad St. Louis in de staat Missouri. Voor tien dollar per dag werkt hij in de schuren en onderhoud hij al het gereedschap en paardentuig. “Paardrijden kent een rijke cultuur en hetzelfde gaat op voor de motorfiets. Je hebt de macht over een paard en je hebt de macht over een motorfiets; Een perfecte analogie.” Het zaadje is geplant.
Techniek geen tweede natuur
Wil groeit op zonder vaderfiguur in huis en heeft dan ook geen mentor op het gebied van techniek. Ondanks dat zijn grootvader en oom een beetje aanrommelen in hun werkplaats, neemt geen van beiden Wil onder hun vleugel. Een beetje sleutelen aan een BMX of een zitmaaier opvoeren om ermee door steegjes te racen. Veel verder komt Thomas dan niet. Hetzelfde gaat op voor motoren. Hoewel hij nu een overtuigd motorrijder is, duurt het wel tot 1998 tot hij zijn eerste motor koopt. Het is dan dat Wil tijdens een wandeling met zijn vriendin een Kawasaki Eliminator ZL600 bij een motorzaak ziet staan.
Met dat meisje wordt het uiteindelijk niets. Met de Kawasaki gelukkig wel. Wil rijdt er flink wat jaren mee. Maar omdat hij niet bijzonder veel van motorfietsen weet, gaat hij in het weekend aan het werk op de onderdelenbalie van een Harley-Davidson dealer. Het is rond die tijd dat hij een Big Dog chopper koopt. Uiteindelijk zal die motor niet veel voor hem betekenen. “Ik kocht kort daarna namelijk ook nog een Sportster en heb nooit meer één meter met die Big Dog gereden. Pas toen ik aan mijn eigen motor begon te sleutelen en naar smaak ging aanpassen, begon ik echt te veranderen.”

Netwerk
Om een beetje vat te krijgen op het wereldje, leest hij veel tijdschriften over motoren en hot rods. Vooral die hot rod bladen hadden in die tijd nog wel eens originele en mooie verhalen over motoren. Als Wil in 2004 in het weekend een keer aan het cruisen is door Chicago met zijn Sportster, komt hij langs een meeting waar allerlei oude auto’s en motoren verzameld zijn. Hij herkent een van de hot rods die er staat uit een tijdschrift en maakt een praatje met de bouwer. Tijdens dat gesprek ziet hij vanuit zijn ooghoek twee custom motoren achter een auto staan.
“Dat viel die bouwer blijkbaar op. Als ik echt geïnteresseerd was in motoren moest ik maar eens langsgaan bij een of andere kelder in Chicago. Daar zouden twee mannen zijn die de motoren waar ik naar stond te loeren gebouwd hadden. Dus ik daar op een dag naartoe om op zoek te gaan naar die kelder waar hij het over had. Ik sprak er met een man om wat meer te weten te komen over die motoren en zijn antwoord kwam neer op ‘jij brengt het bier, ik de verhalen’.” Zo geschiedde. Het kost Wil die middag 44 dollar aan bier. Onder het genot van live bluesmuziek komt hij veel meer te weten komt over motoren en de custom gemeenschap. Een paar dagen later spot hij een advertentie in de lokale krant.

De Panhead
Wil zegt: “In dit kleine kadertje stonden slechts de woorden, ‘1952 Real H-D Chopper’ en een telefoonnummer.” Als hij de verkoper belt wordt Wil uitgenodigd om de motor te bezichtigen. Het was, in de woorden van Wil: “een soort van jaren tachtig gedrocht met schijfremmen.” Maar als hij door alle lelijkheid heen kijkt ziet hij in het frame een Panhead-motorblok van Harley-Davidson hangen. Zoals hij dat ook bij zijn Kawasaki geregeld had betaalt Wil een aanzienlijke som geld als aanbetaling. Hij spreekt af een tijd later terug te komen met het resterende bedrag. “Die Panhead is voor mij waar dit alles écht begonnen is, geen van mijn eerdere motoren doen er eigenlijk toe.”
“Gedurende de winter werk ik die Panhead om tot iets wat naar mijn smaak is, waarbij ik veel dingen afkijk van een groene Panhead die de cover van DicE Magazine – een tijschrift over custom motoren – siert. Zo keek ik het Z-stuurtje af maar ook de Frisco Sportster tank en het Wassell spatbord. Het eindresultaat werd in de gemeenschap goed ontvangen. Zo goed zelfs dat ik door die Panhead ineens toegang kreeg tot een bijbehorende levensstijl en kennissenkring. Ik werd ineens uitgenodigd voor de custom shows en ritten die ik voorheen per toeval moest ontdekken al cruisend door de straten van Chicago op mijn Sportster.”

Vanaf dat moment bouwt Wil in principe twaalf motoren in een evenredig aantal jaren. Echter is één van zijn belangrijkste projecten toch wel die ’47 Knucklehead waar we het eerder over hadden. En daar zit een verhaal met best een lange aanloop bij. Dat begint bij Wils moeder. “Toen ik nog op school zat, ontwikkelde ik een affiniteit voor Aziatische stijlinvloeden. Daar vertelde ik mijn moeder toen een keer over. Dat had ik misschien niet moeten doen. Mijn moeder is namelijk een soort verzamelaar, in de negatieve zin van het woord.” Verzucht Wil terwijl hij verder uitlegt: “Ze heeft een diepe liefde voor tweedehandswinkels. Een tijd lang kreeg ik elk theeservies of snuisterij waarvan zij vond dat het er Chinees of Japans uitzag. Het hield maar niet op! Op een gegeven moment heb ik tegen haar gezegd: ‘Ik wil dat je niets meer voor me koopt.’
Maar dat is mijn moeder nu eenmaal, zo probeerde ze gewoon voor me te zorgen. Dus in plaats daarvan heb ik toen maar gezegd: ‘Hier is iets wat je nooit gaat vinden, probeer eens een Harley-Davidson Knucklehead uit 1942 voor me te vinden. Dat is het enige dat ik écht wil.’ En zo geschiedde,” Vertelt Wil lachend. “Vanaf dat moment focuste mijn moeder al haar energie in het vinden van zo’n machine. Als iemand een grote baard had en het leek alsof hij wel iets afwist van Knuckleheads, stapte mijn moeder op hem af en vroeg ze of hij wist of er eentje te koop stond.”
"Probeer maar eens een Harley-Davidson Knucklehead uit 1942 voor me te vinden!"
En je hebt het misschien al geraden, het lukte Wils moeder ook nog. Na een bezoek aan Wil vloog ze weer terug naar huis met een van zijn favoriete tijdschriften in haar handen. Naast haar zat een man die haar vroeg of ze geïnteresseerd was in motoren, wijzend op het tijdschrift. Ze vertelde dat het geen persoonlijke interesse was, maar dat ze een zoon had die zich er wel in verdiepte. Toen volgde natuurlijk de vraag: ‘Zeg, ken jij misschien iemand die een Knucklehead te koop heeft staan?’ Wil: “Wat bleek: hij kende wel een mannetje. En zo kreeg mijn moeder een telefoonnummer. Toen ze dat liet weten heb ik de beste man direct gebeld. Hij was op dat moment eigenlijk toch nog niet klaar om hem te verkopen, maar ongeveer een jaar later belde hij me op om te zeggen dat hij zijn ‘Knuck’ nu wel van de hand wilde doen.”
Aartslelijk
De chopper bleek belabberd in elkaar gezet te zijn. De nek naar het balhoofd was echt om te huilen zo lelijk en de voorkant was 25 centimeter te lang. De verkoper had er zo mee gereden tot het frame bijna compleet uit elkaar scheurde. Wil ging bij zichzelf te rade wat hij wilde doen om deze machine op te kalefateren. Daarbij haalde hij veel inspiratie uit een foto van ene Lucius P. Dawkins op zijn Vincent Rapide. De foto waar dit verhaal mee begon.

Er zijn niet veel foto’s van zwarte mannen op motoren uit die tijd,” vertelt Wil. “Ik heb de foto dan ook ingelijst en in het kantoor van mijn garage gehangen. Iedere keer dat ik er langs loop raak ik weer geïntrigeerd door die onbekende gozer naast Lucius. Wat zou zijn verhaal zijn? De foto lijkt genomen te zijn in 1947 of 1948. Zouden ze net teruggekomen zijn van de oorlog en tegen elkaar gezegd hebben: ‘laten we gewoon allebei een motor kopen en naar New Orleans rijden’. Ik verzin maar een verhaal natuurlijk, maar ze lijken op twee militaire mannen. En zeker die gast op die Knuck. Hij is zó intens. Die blik op zijn gezicht lijkt haast alsof hij de dood in de ogen gekeken heeft of zo.”
We kennen de identiteit van één man op deze foto: Lucius P. Dawkins. Hij kocht een gloednieuwe Vincent Series B Touring Rapide, zeer waarschijnlijk met het loon van zijn diensttijd. Hij was niet de enige Afro-Amerikaanse man die de – op dat moment – snelste productiemotorfiets ter wereld kocht. Verschillende anderen zijn op dergelijke motoren te zien op zeldzame foto’s uit die tijd. Wel was Dawkins distinctief genoeg dat zijn naam op de achterkant van de foto werd geschreven. De meneer op de Knucklehead blijft echter onbekend.
Als Wil begint aan de restauratie van zijn Knuck zit hij middenin het era van de spaghettivoorvorken en botswagenlak. “Om me heen zag ik niet bijzonder veel originaliteit in de motoren die gebouwd werden. Ik denk dat het in mijn natuur zit want wanneer iedereen één pad bewandeld, kies ik er altijd voor om de tegengestelde richting op te gaan. En de Knucklehead op die foto, die sprak tot me.”
Het verhaal dat uit de foto naar voren lijkt te komen komt diep aan bij Thomas. Als oud-marinier kan hij uit de kleding van de twee mannen en datering van de foto destilleren dat het zeer aannemelijk is dat het duo net is teruggekeerd van hun diensttijd. De mannen dragen hun tuinbroeken hip, met de broekspijpen opgerold. Verder draagt Dawkins op zijn Vincent een typerende wollen muts die voornamelijk door matrozen gedragen werden in de oorlog. Zijn anonieme vriend draagt iets heel anders: de blik van een geharde veteraan. Het is natuurlijk maar de vraag of die op het oog getraumatiseerde blik te wijten is aan een heftige uitzending. In die jaren was het in Amerika zelf ook geen pretje voor Afro-Amerikanen.
"De Knucklehead op die foto, die sprak tot me." - Wil
Wil voelt de drang om een soort replica te bouwen van die Knucklehead. Misschien is een hommage zelfs beter woord. Een hommage aan de cultuur van gekleurde Amerikaanse motorrijders die in de geschiedenisboeken nagenoeg onverteld is gebleven. Want waar geen historisch erfgoed lijkt te bestaan of wordt gevierd, moet het zelf worden opgebouwd uit minuscule overblijfselen. Hij begint met het frame. Met een beetje hulp probeert hij dat zo goed mogelijk te herstellen naar hoe het ooit origineel is fabriceert. Als die reparaties klaar zijn is het tijd voor een originele benzinetank en een verchroomde springer voorvork. Verder monteert Wil een stuur met bijbehorende verhogers van Stelling & Helling en een ingekort achterspatbord.
Alle onderdelen die hij monteert zijn ‘goed gebruikt’ en door de jaren heen verzameld op verschillende treffens en swapmeets. Niet één onderdeel hoeft via eBay of dergelijke sites aangevraagd te worden; alles komt rechtstreeks uit Wils stellingkasten. “Ik had een bloedhekel aan de uitlaat toen hij nog op de schappen lag. Maar toen ik hem eenmaal op de Harley had gebouwd en hier en daar beter passend had gemaakt, kon ik ‘m ineens wél waarderen. Grappig dat het soms juist het onderdeel is waar je het minste voor voelt die de motor ‘maakt’. Maar ik liet de motor me vertellen wat hij wilde zijn en dit is het geworden.”
Wil benadrukt dat hij nog steeds geen monteur is. Hij leunt nog steeds op specialisten om ervoor te zorgen dat een blok of versnellingsbak correct gebouwd en/of afgesteld wordt. Maar als het aankomt op een motor bouwen is Wil daarentegen zelf een specialist. Hij heeft een zesde zintuig voor het aanbrengen van de juiste lijn en feeling voor wat ‘goed lijkt’. Dat, in samenspel met zijn bekwaamheid in het passend maken van onderdelen, weet hij te gebruiken om een projectfiets écht gaaf te maken. Sinds de afronding van de ’47 bobber heeft hij dan ook nog maar weinig aangepast. De motorfiets heeft een volledig eigen identiteit; Niets valt er mee te vergelijken.
Op de zolder in Los Angeles waar Wil nu al een aantal jaar woont, heeft hij acht motoren staan die hij – middels een lift – feitelijk zo zijn woonkamer in kan rijden. Maar Wil denkt er nu over na om dat binnenkort te veranderen. “Het lijkt op een droom zoals ik hier woon, maar er komt soms ineens een flinke dosis realiteit bij kijken. Hoewel ik het hier echt naar mijn zin heb, wil ik ooit weer terug naar het platteland en de paarden. Wanneer ik dat doe zou ik graag mijn Knuck wegstoppen in een schuur. Misschien zelfs wel achterlaten zodat iemand anders hem kan vinden wanneer ik er niet meer ben. Dat voelt pas écht.”

Originele tekst: Greg Williams en Paul d’Orléans
Beeld: Archief Wil Thomas, The Vintagent
Wat een geweldig verhaal van Wil
Had ik maar zo een moeder .als ik een knuckle of panhead zou vinden zou ik hem ook zo kopen al was het alleen een blok . Liefst uit mijn geboortejaar 1953.
Vriendelijke groeten Guus kluiwstra