Met de blogs van Motormuis wil Motorrijders.nl de lezer meenemen in de wereld van belangenbehartiging in politiek ‘Den Haag’ en ‘Brussel’. Motormuis vertelt over zijn belevenissen en over hoe hij de wensen van motorrijders probeert om te zetten in politieke daden.
Ik stond te stuiteren van de spanning. Eindelijk was het zover. Wat ik tot dan toe alleen op foto's en in kleine modellen had, zou ik nu in het echt meemaken. Ik was tien jaar en ik mocht achterop de Harley bij mijn grote neef Rob! Mijn ouders waren er redelijk laconiek over, die vertrouwden wel op neef Rob. En op zijn Harley. Zelf zag ik al helemaal geen gevaar, alleen maar avontuur.
Niet veel later reden we door het dorp. Ik vond het geweldig. En neef Rob had goed door hoe bijzonder ik het vond. Dus deed hij af en toe een kléin beetje extra stoer. Dat leidde er wel toe dat ik -omdat hij pijlsnel op wilde trekken bij een kruispunt- hup, achteruit kukelde van de motor, en zo pardoes op de grond terecht kwam. Daarbij kwam ik gelukkig wel op beide benen terecht (denk aan Hans van Zettens ‘Hij staat! Hij staat!’). Niks aan de hand dus. Vond ik althans. Neef Rob was wel een beetje geschrokken. Mijn liefde voor motorrijden was in ieder geval in één klap onvoorwaardelijk.
Toen een paar jaar later mijn favoriete wiskundeleraar werd begraven omdat hij op zijn motor was doodgereden door een dronken Pool, durfde ik niet meer. Toen ik in de leeftijd kwam dat ik een rijbewijs mocht halen, werd dat dus een gewoon, saai B-rijbewijs.
Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. En soms werken omstandigheden ook mee. Jaren later werd ik er compleet gek van dat ik elke dag weer vast stond in die ein-de-lo-ze rij kort optrekkende en dan weer stoppende auto’s naar Den Haag. Op papier kon ik zogenaamd binnen een half uur van huis naar mijn werk rijden, in de praktijk was het vaak minstens het dubbele. Toen ik bij een bevriend Tweede Kamerlid beklag deed over al dat fileleed, vertelde hij over zijn gloednieuwe motor. Een chopper. En over hoe heerlijk dat was.
Een dag later had ik mijn eerste motorrijles geregeld. En niet veel later halveerde mijn reistijd naar Den Haag.
En het beste van alles? Het avontuurlijke gevoel dat ik had toen ik tien was, was weer terug. Ik gebruikte m’n motor niet alleen voor woon-werkverkeer, maar ook voor leuke tripjes en verre reizen. Ik leerde veel andere motorrijders kennen en ontmoette dankzij een motorreis zelfs mijn partner, die net zo verslingerd is aan motorrijden als ikzelf.
Toen kregen we kinderen: de angst voor een echte valpartij was terug. Want hoe geweldig motorrijden ook is, de kans op een ongeluk met hele vervelende gevolgen is natuurlijk groter dan wanneer je in een auto zit. Ik maakte me steeds meer druk over gevaarlijk rijdende auto’s, al dan niet door telefoongebruik of door zelfrijdende computersystemen die motorrijders niet altijd lijken te zien. Over stompzinnig ingerichte rotondes met rijbaanverhogingen op plekken waardoor je als motorrijder bijna wel onderuit móest gaan. Over vangrails die wel geschikt zijn voor auto’s, maar niet voor motors.
Ik moest kiezen: stoppen met motorrijden, of proberen wat aan al die gevaren te doen. Het avontuur lonkte nog steeds. Ik nam een besluit: ik werd lobbyist. Dat bevriende Kamerlid, en al die andere Kamerleden in Den Haag, die zouden meer van mij gaan horen. Dat werd mijn missie.
Motormuis
